usa la cleta

usa la cleta

woensdag 17 februari 2016

Goede vooroordelen

Vaste denkpatronen, wie is er niet groot mee geworden? We koesteren allemaal zo onze stokpaardjes en bezondigen ons van nature aan hokjesdenken. Plakken overal een etiketje op om de boel een beetje overzichtelijk te houden. Groeperen, generaliseren en categoriseren besparen een hoop tijd en denkwerk, maar reiken ons onderbewuste ook impliciete en cultureel bepaalde stereotypen aan. Vooroordelen zijn van alle tijden, Erasmus bijvoorbeeld schreef er in 1506 al over in zijn Lof der Zotheid. Daarin drijft hij de spot met de manier waarop alle mensen, ongeacht rang of stand, hun eigen belangen najagen en de buitensporige kortzichtigheid waarmee zij oordelen over elkaar.

Zotheid is het anno nu nog steeds, als men niet gehinderd door enige kennis een prefab oordeel velt. Een stuitend voorbeeld daarvan vernam ik via mijn ouders. Zij krijgen regelmatig de vraag of ik niet ontzettend eenzaam ben, ver weg in Buenos Aires, “omdat daar natuurlijk niet zoveel Nederlanders wonen hè?”. Hou toch op zeg. Er wonen inderdaad niet zoveel medelanders, maar wel heel veel “buitenlanders”. Een slordige 2,8 miljoen (13 miljoen als je de voorsteden meerekent). Ook wel Argentijnen genaamd. En raar maar waar! Je kan met ze praten, ze zingen, vechten, huilen, bidden, lachen, werken en bewonderen. Poepen en plassen doen ze ook, ze hebben sex, krijgen kinderen... het zijn net mensen.

Laatst las ik dat de mens de enige diersoort is die met onafzienbaar grote aantallen niet gerelateerde individuen vreedzaam kan samenleven. Overschrijdt dat aantal een bepaald maximum, dan voelt dat voor velen blijkbaar toch lichtelijk unheimisch. Deze karakteristieke verdraagzaamheid ten spijt, laat de mens zijn denkbeelden waar het de categorie “buitenlander” (hoe ongenuanceerd wil je het hebben) betreft vooral door de beruchte onderbuikgevoelens leiden. Onbekend maakt onbemind en die angst voor vreemdelingen is een voortreffelijke voedingsbodem voor de hardnekkigste vooroordelen. Eén “vreemd’ling zeker, die verdwaald is zeker” wordt met open armen ontvangen, liefst met een troep Zwarte Pieten in zijn kielzog. Maar in ons tolerante (?) landje mag het tegenwoordig in de krant als een inspraakavond over een AZC niet op relletjes uitdraait. Er worden varkens in bomen gehangen, en vrouwelijke sprekers worden in reactie op een gematigd relaas uitgejouwd met “daar moet een piemel in”. Voodoo van de koude grond, weerzinwekkend kuddegedrag van een opgeruide meute, bekrompenheid waar je het plaatsvervangend benauwd van krijgt.

Vraag eens aan iemand die de term “buitenlanders” graag bezigt hoeveel mensen hij/zij eigenlijk kent uit die rubriek. Doorsnee antwoord: een glazige blik. Maar het kan ook anders. Mijn zwager werkt al jaren voor het COA, bij verschillende asielzoekerscentra, en zit boordevol verhalen. Grappige anekdotes over de dagelijkse beslommeringen van leren leven in een ander land, bevlogen uiteenzettingen over integratie en de bijkomende complicaties, ontroerende verhalen over tegenslag, verlies en verdriet en de uiteindelijke overwinning daarvan. Als hij het heeft over de enorme hoeveelheid vrijwilligers en de hulpvaardigheid van zo velen, besef ik dat er ook een weldenkend deel der natie bestaat. Een deel dat zich bewust is van zijn denkpatronen maar bereid is tot verder kijken, verdieping, medemenselijkheid. En voor wie nog niet overtuigd is van de noodzaak van goede vooroordelen, is er Ali B. Als we The Economist mogen geloven is de rapper, cabaretier en nationale knuffelmarokkaan Neerlands hoop in deze bange immigratiedagen (zie artikel The fly Dutchman, november 2015). Een dampende portie Je suis Ali B als remedie tegen vreemdelingenhaat en cliché.

Geen opmerkingen: