usa la cleta

usa la cleta

vrijdag 7 augustus 2015

...y un cachito de cinta Scotch

Las temperaturas tan agradables de este invierno me hicieron extrañar a mi mosquitero. Lo que me obligó a ser inventiva porque se quedó con el anillo quebrado. Lo reparé astutamente con la funda de un cable de freno de bicicleta, y sí.... un cachito de cinta. Me hizo pensar en la letra de Ignacio Copani:


LO ATAMO CON ALAMBRE

En esta tierra santa nadie se espanta
si hay un ciclón
y no se toma a pecho si cae el techo
del comedor.
En esta tierra santa nunca nos falta
imaginación
para arreglar la pava y fijar la cama
con precisión.

Lo atamo con alambre... lo atamo,
lo atamo con alambre señor,
lo atamo con alambre,
con este hambre
no hay otra solución.

Cuando el colectivero apriete el freno
sin compasión,
te pide moneditas y encima grita
para el dofón.
Cuando el almacenero te de fideos
con mal sabor,
solo preguntaremos: si tiene huevos
deme esos dos.
Lo atamo con alambre lo atamo,
lo atamo con alambre... señor,
lo atamo con alambre
como un matambre
y que se pudra al sol.

Si por la deuda externa usted se enferma
de sarampión
y llega la enfermera con una enema
de boludol.
Si viene el fin del mundo en un segundo
por la explosión,
no te preocupes nena que aun nos queda una salvación.

Lo atamo con alambre lo atamo,
lo atamo con alambre señor,
lo atamo con alambre
y con un cachito
de cinta Scotch.

zaterdag 1 augustus 2015

Pappenheimers

Je woont al jaren in Buenos Aires, hebt enorme lappen vlees gegrild boven gloeiend houtskool, bent verslaafd geraakt aan dulce de leche, spreekt Spaans met een overtuigend accent, hebt teveel geld betaald voor tangoschoenen en ze ook nog eens versleten, bent bijna net zo gaucha als la reina en je vrienden vragen jou om de leukste plekjes van de stad. Kortom, als er een prijs zou bestaan voor de best geïntegreerde migrant zou je naam ergens bovenaan de nominaties prijken. Maar vroeg of laat besef je dat bepaalde karaktertrekjes van de Argentijnen een mysterie voor je zullen blijven…

Neem bijvoorbeeld hun onbegrijpelijke bioritme. Hoe zit het met hun nachtrust, als ze tegen elf uur ’s avonds nog eens uitgebreid gaan dineren? Beginnen ze daarna aan hun avondprogramma of gaan ze graag met een volle maag naar bed? Als de buurjongen met z’n vrienden op zevenhoog-achter keiharde muziek draait tot drie uur ’s nachts is er geen haan die er naar kraait. Heeft er niemand kleine kinderen die liggen te slapen? Of een wekker die de volgende dag om half zeven afgaat?

Een afspraak maken is een heikel avontuur met onzekere uitkomst. In jouw agenda staan datum en tijd gereserveerd, maar die eerste suggestie is als los drijfzand. Er moet nog gewikt en gewogen en bovenal bevestigd worden. Zonder een x aantal bevestigingen is er geen verplichting. Afzeggen bestaat niet, want nee zeggen is lastig, dus trek die zak chips maar open als je niets meer hoort, jij had geen plan B of C! Voelt de Argentijn zich schuldig? of gaat deze gewoon wat van dat slaapgebrek inhalen als andersom hem of haar hetzelfde overkomt?

Respect voor persoonlijke ruimte is een zeldzaam goed. Men laat elkaar nauwelijks passeren op straat, alsof de tegenligger lucht is. In de rij in de supermarkt staan regelmatig je nekharen overeind: probeert die man achter je te raden welk parfum je gebruikt? Gaat de rij sneller als we op elkaars hakken gaan staan? Wat meer menselijk contact valt toe te juichen, maar waarom werkt hier de sociale-ruimteradar niet?

De buienradar daarentegen slaat bovenmatig aan. Als het na een regenachtige dag eindelijk wat lijkt op te klaren, spring je opgelucht op de fiets om koffie te gaan drinken met een vriendin. Maar het regende dus ze slaapt een siësta van drie tot acht en rekent niet meer op jouw komst. Vertellen Argentijnse moeders hun kinderen dan niet “dat we niet van suiker zijn”?

Van al dat fietsen in de regen word je verkouden. Jij wijt het aan een Rhinovirusje in combinatie met een verlaagde weerstand, maar je Argentijnse vrienden of collega’s sturen je direct naar de dokter. Want waarschijnlijk is het Mexicaanse varkensgriep, en je moet ook zo snel mogelijk aan de antibiotica. Sinds wanneer helpen die tegen een virus??!

Voor elk pijntje naar de dokter, en om de gedachten op een rijtje te houden heeft een ieder zijn of haar psychotherapeut. Dat laatste is misschien juist wel begrijpelijk. Want het land is bankroet, de peso steeds minder waard, de armoede zichtbaar en de politiek om dol van te worden. Hoe houden de Argentijnen het hoofd koel? Hoe verdragen ze crisis na crisis en gaan ze gewoon door met het leven van alledag?

Je denkt dat je ze kent, je pappenheimers. Maar tegelijkertijd weet je dat ze eeuwig ondoorgrondelijk zullen blijven.


"Pappenheimers" schreef ik in oktober 2014 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het Nederlandse tangotijdschrift La Cadena.

Gigengack in Argentinië

Ik heb een nieuwe persoonlijkheid leren kennen. Mevrouw Gigengack heet ze, door haar maakster Nelleke Noordervliet liefdevol afgekort tot "Gieg". Ze maakt de prachtigste avonturen mee op haar reizen en heeft daar hele rake beschouwingen bij. Uiteraard beviel het mij enorm haar impressie van Argentinië te lezen, van Ushuaia op Vuurland, en Buenos Aires. Omdat ze naar dezelfde tangosalon ging die mij inspireerde tot het schrijven van de column Rupsje NooitGoedGenoeg, bij deze een passage uit het boek Gigengacks Reizen (© Nelleke Noordervliet):

"Buenos Aires. Lekkere luchten. Gigengack is onmiddellijk verloren. Ze weet niet waarom. Zo mooi ligt de stad nu ook weer niet. Er zijn stinkende, kreupele wijken. De mensen zijn een mengsel van arm, ordinair en chic, maar alle varianten zijn net een tikkie opzichtiger dan bij ons, denkt Gieg. Misschien is dat het. De overdrijving. Ze herkent de vreugde ervan. Een brede avenida is drie keer zo breed als in Europa, gouden oorringen groter en blinkender, make-up extravaganter, begraafplaatsen levendiger.
....
Nu we het er toch over hebben: de tango is een van de redenen geweest voor Gieg om Argentinië te bezoeken. Ze ziet nog voor zich hoe haar ouders op familiefeesten tot op hoge leeftijd een demonstratie gaven van hun tangodanskunst op de klanken van Malando. Vader licht door de knieën, schouders steeds op gelijke hoogte, soepel glijdend, moeder zich voegend, af en toe het hoofd met korte felle rukjes naar links, naar rechts, een samenspel dat ze in de werkelijkheid buiten de dans zelden zo volmaakt toonden. In Argentinië ligt het geheim van de muziek waarop vader en moeder Gigengack weren aangesloten.
Ze wil de tango zien en beleven.
's Middags om een uur of vier begeeft ze zich in een losvallend zomerjurkje met zwierige rok (vestje bij zich voor als het koud wordt) naar Confitería Ideal, Suipacha 384. Het is een tearoom met spiegels en goud en houten tafeltjes en geklingklang van lepeltjes en kopjes en schoteltjes en geroezemoes van goedgeklede mensen. Ze gaat aan de verleiding van dulce de leche voorbij en bestijgt met kloppend hart de trap naar de eerste verdieping. Ze hoort de klanken al van de bandoneon in het hortende, asymmetrische ritme van de tango. Het is een ruime, hoge zaal. Het diffuse licht komt binnen door een glas-in-loodkoepel. Langs de wanden staan tafeltjes en stoeltjes waarlangs geroutineerde obers hun bladen loodsen. Het merendeel van de gasten is op de dansvloer. Snel neemt Gigengack een stoel bij een leeg tafeltje in beslag om eens rustig te gaan kijken. De gemiddelde leeftijd zweeft tussen de vijftig en de zeventig met met uitschieters naar onder en naar boven. De mannen - zonder uitzondering voorzien van strenge bijna adellijke hoofden met achterovergekamd haar - dragen overhemden met manchetknopen. Geen vrouw draagt een broek. Make-up is dramatisch. Er hangt een geur van een ouderwets parfum. Je Reviens van Worth, Shalimar van Guerlain. Haarolie. Zoet en zwaar. Iedereen heeft een uitermate serieuze uitdrukking op het gezicht, om niet te zeggen moroos. De hoofden hangen stil in de lucht, terwijl de benen ingewikkelde patronen tekenen op de houten vloer. Er is bij elk danspaar sprake van een intense, loerende verstandhouding. De muziek komt niet van een orkestje, maar uit een gewone geluidsinstallatie, die wordt bediend door een oude master of ceremonies annex tangoleraar."


enz enz (kan eenieder aanraden het boek te lezen! geniaal en erg grappig. Een eerste kennismaking met deze bijzondere dame: Mevrouw Gigengack - Verhalen).

Gieg gaat elke dag dansen in Ideal terwijl ze de stad ontdekt en over het leven in Argentinië filosofeert:

"... Hoe lang ik hier ook dans, denkt Gigengack, nooit zal ik weten hoe het is Argentijn te zijn. Ik kan over de weidse pampa's uitstaren wat ik wil, nooit vang ik de ziel."

En dat is precies de gedachte achter mijn column Pappenheimers, eind 2014 geschreven voor tangotijdschrift La Cadena. De twee Gigengack boekjes van Noordervliet tikte ik 4 juni op de kop tijdens de jaarlijkse boekenveiling van de Nederlandse Vereniging in Argentinië, waar ik als vrijwilliger aan meewerkte dit jaar. Na een avondje barvrouw spelen, erwtensoep en pannenkoeken verkopen, en meebieden voor de lol, bleek ik met deze twee juweeltjes thuis gekomen.

woensdag 29 juli 2015

Sagrada Família


Met het hart op de juiste plaats wil een mens zo nu en dan eens wat goeds doen voor de wereld. Niet een bloedeloos bedragje X overmaken op gironummer Y maar meer van hup! de handen uit de mouwen. Om niet in het zompige moeras van de nobele bedoelingen te blijven steken en de valkuil van het troosteloos fatalisme te omzeilen is het raadzaam op enigszins gecoördineerde wijze uiting te geven aan dat soort impulsen. En dus direct ja te zeggen als de gelegenheid zich voordoet op zomaar een zaterdag in te vallen als vrijwillige Bob-de-Bouwer. Niets mooiers dan met z’n allen iets nieuws te construeren en een gezin een dak boven het hoofd te geven. Met minimale middelen maar met vele handen en daardoor licht werk, bouwt Techo oftewel “Dak” huizen voor de minst bedeelden in dit continent.

Kennismaken met de wat onwennige familie geeft een hele nieuwe kijk op het concept gezinsplanning. Deze hoeksteen van de samenleving heeft een grillige structuur aangenomen, het is een hele toer om iedereen uit elkaar te houden. De moeder is van mijn leeftijd, met haar voel ik me het meest verbonden. Geen wonder dat ze blij is met onze komst, haar huisje puilt uit. Behalve een kleintje in dezelfde leeftijd als de twee peuters van haar dochter (voor wie wij het huis gaan bouwen), heeft ze nog vier zonen in de leeftijd van zes tot pakweg vierentwintig. De vader van het zoontje van zes is er, die van de rest zijn gaandeweg uit haar leven verdwenen. Vanwege ruzie met de vader van haar kindjes woont de dochter met één van hen bij moederlief. Voor de ander is simpelweg geen plaats - zij woont noodgedwongen nog bij de vader - elk hoekje en gaatje van hun armzalige onderkomen is bezet.

We werken fluks vijftien palen de grond in op het aangewezen veldje. We boren, graven, passen en meten. De meegebrachte palenboor doet goede dienst en het is er gelukkig niet rotsachtig. Wel slingert overal vuil rond, er lopen kippen met kuikentjes en een stuk of wat schurftige honden zoeken een droog plekje om te slapen. Bij het graven treffen we een groot mes, dat achteloos in de struiken gegooid wordt. Een kerfstok meer of minder, het zal wat in deze contreien. De legitimiteit van de gehele nederzetting valt te betwijfelen. Onze begeleidster van Techo is juriste en houdt zich met dat soort vraagstukken bezig, daarover hoeven wij vandaag ons hoofd niet te breken.

Het zetten van de laatste paal gaat met een kleine ceremonie gepaard. Iedereen die meegeholpen heeft werpt een steentje in het gat rond de paal, onder het uitspreken van goede wensen. Er klinkt hoop op een betere toekomst en veel dankbaarheid. We willen allemaal het allerbeste voor “onze” familie. Maar beseffen ons ook dat ze daar vooral zelf heel hard aan moeten werken, zodra wij huiswaarts zijn. Meer dan planken en palen, een handvol spijkers en een paar likken verf, is een thuis een fragiel bouwwerk van niet aflatende zorg en aandacht, van saamhorigheid, warmte en onmetelijke geborgenheid. Een immens bouwwerk dat nooit af raakt vooral, als ware het Gaudí’s Sagrada Família...

Er wordt flink op los getimmerd, aan het einde van de middag ligt de vloer en staan de muren. Natgeregend en koud drinken we een laatste mierzoete maté met de familie en nemen afscheid. De auto’s staan vastgezogen in de modder, al duwende vliegen de vette klodders ons om de oren. Thuis wachten hete douche, verwarming en wasmachine…. en vele gedachten aan wie we achterlaten in kou en regen.



- Wordt vervolgd -

dinsdag 21 juli 2015

Rupsje NooitGoedGenoeg

Stilstand is achteruitgang, krijgen we altijd te horen. ”Slechts vernieuwing kan behouden, achter raakt wie stil blijft staan” schreef Potgieter in de 19e eeuw. We moeten door en hogerop, innoveren, groeien, ontwikkelen en de top bereiken. Maar ergens onderaan een nieuwe ladder beginnen we met een eerste stap.

Mijn allereerste tangopassen zette ik in 2008 in Confitería Ideal, één van de meest traditionele tangolocaties in het centrum van Buenos Aires. Waar marmeren trappen naar een soort spiegelpaleis leidden, vol kristallen kroonluchters, en waar het oubollige meubilair en de geboende dansvloer een waas van vergane glorie ademden die perfect aansloot bij de vierkwartsmaat van een krakerig Orquesta Típica. Aan de entourage lag het dus niet, dat wij als hulpeloze wezens rondscharrelden op aanwijzingen van de tangojuf. Dat we, ons aan elkaar vastklampend, probeerden te lopen op de maat van de muziek zonder onze balans te verliezen, te omarmen zonder dat ons verhitte hoofd in de weg zat.

Na dit eerste wankele begin willen we meestal meer en willen we vooral mooier, zodat het er waarachtig uit gaat zien alsof we dansen. Al oefenend doorlopen we verschillende stadia van ontwikkeling, tot we ons ontpoppen tot een sierlijke tangovlinder*. Aanvankelijk zijn we allemaal identieke blunderende debutanten, terwijl je op de dansvloer de geavanceerde dansers in één oogopslag herkent aan hun eigen stijl en signatuur. Ergens in de loop van het proces weten we die te ontwikkelen, als we gaandeweg de taal van de tango leren spreken, de meest subtiele bewegingen onder de knie krijgen, onze muzikaliteit en ritmegevoel verbeteren, onze omhelzing perfectioneren en stoutmoedig leren improviseren.

Tot zover de theorie. Toegegeven, je kunt in een paar jaar het hoogste niveau bereiken, maar in de praktijk worden in de kweekvijver van de tango maar weinig toptalenten geboren. De rest, zoals ik, moet zijn stinkende best doen en blijft alsnog eeuwig in de middenmoot hangen. De weg naar de top is met passie geplaveid, met de juiste dosis ambitie, een snufje talent en karrenvrachten tijd en toewijding. Ik geloof oprecht in ons grenzeloos leervermogen – waar een wil is, is een weg – maar telkens als ik na een examenperiode boven kwam drijven in het sociale leven, en me eindelijk weer eens aan een tangoles waagde, stootte ik mijn neus aan de grenzen van mijn kunnen. Door gebrek aan tijd en prioriteit verviel ik in een eindeloze herhaling van fouten, figuren en frustraties. Tot ik besloot dat gewoon een beetje aanploeteren ook prima is, dat er dingen zijn die een mens niet per se perfect hoeft te kunnen in het leven. Waarschijnlijk schop ik het nooit verder op de dansvloer en schuilt er geen tangovlinder in dit rupsje nooitgoedgenoeg. De kern van deze bevrijdende gedachte is het besef dat ik desondanks ontzettend veel over mezelf ontdekt heb in mijn moeizame verkenning van de tango. Mijn pas op de plaats heeft me veel inzichten gebracht, ik ben gegroeid. Soms is stilstaan ook vooruitgaan...


* De wondere wereld van de Parasitologie staat momenteel op mijn studieprogramma, ik kon de verleiding niet weerstaan om de ontwikkeling van een insect als metafoor te gebruiken. De parallel doortrekkend – vergeef me als u dit oneerbiedig of onsmakelijk vindt – moet ik bekennen dat ik in de hulpeloos rondscharrelende wezens op de dansvloer een soort van tangolarven/-rupsjes zag…


"Rupsje NooitGoedGenoeg" schreef ik in september 2014 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het Nederlandse tangotijdschrift La Cadena.

woensdag 15 juli 2015

Mi Buenos Aires no es tu Buenos Aires

I think Jantine knows better Buenos Aires and its people than many porteños*, which makes her a really good companion and tourist guide when being in Argentina!” schreef ene Agustin in september 2009 in zijn beste Engels op mijn CouchSurfing profiel. Een beetje voorbarig wellicht, sinds drie weken mocht ik mezelf porteña noemen en ik was nog druk doende mijn nieuwe leefomgeving te ontdekken. Met een groepje CouchSurfers, op weg naar een lunch in San Telmo, liep ik aan de rand van Plaza de Mayo mijn ex tegen het lijf. Dat maakt indruk in deze miljoenenstad. De ex bleek zelfs moeilijker te ontlopen dan gedacht. Waar hij woonde interesseerde me niet echt, maar tot mijn stomme verbazing bleek dat op drie cuadras** te zijn van mijn nieuwe kamer in Caballito. Ik twijfelde of ik in bovennatuurlijke krachten of voodoo zou gaan geloven…

Agustin, geboren en getogen porteño, drukte vooral bewondering uit voor het feit dat ik op plaatsen was geweest die in geen enkele reisgids voorkomen. Dankzij mijn ex had ik terra incognita mogen ontdekken en wijken betreden waar een verstandige expat noch de gemiddelde porteño zich waagt. Zoals cartografen volgens de legende dergelijke gebieden aanduidden met hic sunt dracones, lijken ze ook in het hoofd van de moderne mens door denkbeeldige draken of ander afschrikwekkend gebroed bevolkt te zijn en daarom te worden gemeden. Zelfs wat mijn centraal gelegen en alleraardigste publieksvriendelijke wijk Caballito betreft wordt me wel eens gevraagd of het “daar” niet gevaarlijk is.


Fascinerend hoe het construeren van een cognitieve plattegrond van onze geografische locatie een niet aflatend proces is, een almaar uitdijend universum van plaatsen en percepties. Zo bestaan er miljoenen versies van Buenos Aires, stralend middelpunt als we zijn van ons eigen persoonlijke sterrenstelsel. Als migrant neigen we te denken dat onze versie zo uniek is dat deze het waard is gedeeld te worden. Sommige versies verkopen zelfs heel aardig, getuige mijn ontelbare mede-migranten die een graantje mee weten te pikken van de toeristenbranche. Mijn favoriet in het huidige aanbod is van een Engelsman, die heel origineel zijn groepen per stadsbus naar de diverse bezienswaardigheden vervoert. Slim bedacht, want voor de leek is het nemen van de bus een heel avontuur. Bovendien rijden de stadslijnen dag en nacht en gebeurt er altijd wel iets onverwachts aan boord. Ik pas hetzelfde concept toe als ik expat-vrienden meeneem op stads-strooptocht. Uit en thuis met de bus, naar plaatsen waar ze nog nooit geweest zijn: succes gegarandeerd. We blijven wel binnen de grenzen van Capital Federal***; dat daarbuiten geen draken wonen kan niemand ons garanderen...

* inwoner van Buenos Aires
** blokken
*** de stad Buenos Aires - gelegen in de provincie Buenos Aires

"Mi Buenos Aires no es tu Buenos Aires" schreef ik in februari 2014 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het tangotijdschrift La Cadena.

donderdag 26 februari 2015

Noches mágicas #6 - Caballito

Volver a casa de tu clase de tango, un lunes a la noche. Caminar tranquilamente por Pedro Goyena, la avenida más bella de la ciudad. Sentirse simplemente feliz andando ahí, donde la serenidad del anochecer envuelva a tí y a los árboles majestuosos. Recordar de repente que debes llevar un cerebro de vaca a la clase de Anatomía a la mañana; unas semanas más tarde el sistema nervioso central está programada y los estudiantes deben traer su propio material.

Tomar rumbo hacia el Mercado de Progreso, que fortunadamente está siempre abierta hasta las nueve. Entrar y pasear por las galerías del mercado antiguo, donde los mostradores exhiben sus productos deliciosos y donde huele siempre a pan fresco. Buscar la sección de los carniceros artesanales con sus brazos fuertes y delantales blancos, ver como cortan las reses y preparan sus especialidades debajo de los arcos altos.

Sentir como durante esta misión especial sucede algo hermoso en tu propio cerebro. Darse cuenta que esta noche vas a recordar para siempre, que este momento lúcido y notable está imprimiendo una memoria indeleble. Dejar penetrar como un rayo de sol resplandeciente de oro puro la comprensión de que en algun momento va a haber un día que ya no vivieres más aquí para estudiar y bailar, día en lo cual fueres a mirar a tu epoca en Buenos Aires y saber que ha sido un período de tu vida extremadamente especial y valioso.

Preguntar y enterarse de que el carnicero te puede ayudar: siempre le entregan carcasas frescas los lunes. Acurrucar con cuidado en un recipiente los dos grandes puños de giros cerebrales que te alcanza. Reir con tu mismo, mirandote caminar por el Mercado con tu bandeja de contenido sangriento, guardandola cuidadosamente como si fuera la reliquia más preciosa del mundo. Intuir que tu cara y todo tu ser deben irradiar una felicidad atrayente, ya que todos los carniceros dejan de trabajar para verte pasar, abren su boca como para decir algo, pero no escuchas ningún sonido. Moverse como en una especie de película en cámara lenta. Flotar tal vez, radiante.

Refrigerar el cerebro bovino durante la noche y conservar en formol, el día siguiente en la facultad. Conservar tu sentimiento de suma felicidad la misma noche ya, como una nueva joya reluciente entre tus miles de recuerdos atesorados. (Buenos Aires, 16 de mayo, 2011. Publicado como Domweg Gelukkig in MI NUEVO RITMO)

vrijdag 20 februari 2015

Noches mágicas #5 - San Telmo

Empezar el día de mejor manera: rendir un final oral de Cirugía, aprobar. Sonreir, contenta que tu 4º año de Ciencias Veterinarias está por terminar con muy buenos resultados. Ir a bailar salsa en El Toque Cimarrón, donde toca la banda Sonora Camarón, para celebrar. Tomar el 2 en Rivadavia, a esa hora nocturna llegas muy rápido a San Telmo. Mirar a las avenidas calmas durante el viaje, a los edificios oscuros y silenciosos, inhalar la atmósfera de una ciudad que se prepara para dormir. Bajarse en Belgrano, caminar por Perú. Encontrar unos cartoneros trabajando al otro lado de la calle. Recibir sus piropos “reina hermosa”, y “si la belleza fuera pecado no existiría perdón para vos” con una sonrisa enorme. No preocuparse de las discusiones modernas sobre la cosificación de las mujeres. Considerar que para esos pibes, es su manera de comunicar y tu sonrisa simplemente funciona de contribución silenciosa pero elegante a su conversación. Sentirse segura en las calles de la ciudad, por estar abierta a este tipo de interacciones, sin miedo ni prejuicios.

Subir las escaleras hacia la sala de baile, la banda recién está a punto de comenzar. Sentarse, esperar que se llena el local. Percibir por el rabillo del ojo que se acerca desde el escenario un hombre hermoso de pantalón rojo, hablando por teléfono. Inclinar la cabeza instintivamente y desviar la vista, encontrar en un instante corto pero decisivo sus ojos con tu mirada inquisitiva. Sonreir de pura intriga mientras que desaparece detrás de tu espalda. Escuchar unos temas de la banda, bailar un poco, mirar a los demás bailando. No sorprenderse cuando el hombre atractivo reaparece con su mano extendido, pidiendote que bailas con él. Dejarte llevar a la pista. Intercambiar sonrisas confidenciales, casi conspirativas. Palpar el ritmo. Comprender al toque sus movimientos, obedecer sus manos que lideran una coreografía de figuras infinitas, acomodarse en sus brazos dirigentes, sentir su calor. Bailar como bailaste toda tu vida con este incógnito. Sentirse impresionada por su estilo impeccable, su altura, su fuerza, su gracia. Brillar. Gozar de la admiración mutua cada vez que los movimientos sincronizados brevemente les permiten cruzar miradas. Besarle la mejilla que te ofrece al fin del baile. No tener palabras. Sentarse y mirarse boquiabierta a los manos con la sensación de estar tocada hasta las fibras más íntimas de todos tus tejidos. Preguntarse como es posible que continuaron funcionando las rodillas, qué milagro que no se aflojaron en el acto. Tomar unos minutos para recuperarse. Girar la cabeza, buscar al ilustre criatura que te iluminó la noche, que te inspiró a bailar tan divino. No hallar más su figura, buscar en vano hasta que finalmente lo ubicas... en el escenario entre los demás artistas, tocando trombón! Admirarlo con fascinación. Esperar que termina tocar, deseosa de hablar con el, de agradecerle, pedirle bailar otra vez, decirle qué delicioso baila.

Perderle de la vista y no volver a ver el trombonista misterioso... bailó un solo tema, tocó unos temas con la banda, y desapareció. Sonreir por enesima vez. Sonreir con melancolía por el momento enigmático, de sublimidad volátil e insuperable, sabiendo que nunca más en tu vida vas a bailar como esta noche con él.
(Buenos Aires, 11 de diciembre 2014. Por ser el último show en diciembre, esa noche la banda despidió el año con amigos y músicos invitados)

dinsdag 6 januari 2015

Blaffende honden

“Waar denkt u dat u mee bezig bent?!” bast een man naast me ineens. Het is een zonovergoten zaterdagochtend in winters Buenos Aires en ik maak, mij van geen kwaad bewust, foto’s van mijn allerlieflijkste straatje in de wijk Caballito. Volgens de plotseling verschenen bullebak is het fotograferen van huizen op straffe van de wet verboden. Hij dreigt de dienstdoende wijkagent erbij te halen - genoeg blauw op straat in Argentinië - om mijn camera eens aan een grondige inspectie te onderwerpen. “Nergens voor nodig meneer! Ik woon hier en mag gerust wat foto’s maken, de huizen interesseren me niet”. Hij blijft aandringen, gebaart driftig dat ik midden op straat moet gaan staan als ik dan zo nodig onze pasaje Terry wil fotograferen. Pardon? Sinds wanneer delen we bevelen uit aan wildvreemden? En van fotograferen zeker geen verstand? Aan saaie rechttoe rechtaan foto’s valt de schoonheid van ons straatje niet af te lezen! Ik blijf kalm zoeken naar de juiste hoek voor mijn onschuldige kiekjes. De man begint nu echt boos te worden, kijkt om zich heen naar een politieagent. Ik zeg hem dat ik nog nooit zo’n raar gesprek gevoerd heb, dat het me spijt dat hij zo’n achterdocht moet koesteren, dat ik niet van plan ben mijn activiteiten te staken. De hele discussie zint me niets, ik bekijk de irritante dwingeland eens goed. Kaal, een bril, middelbare leeftijd, onopvallend maar op zich netjes gekleed. Het huis waar hij woont heeft zo’n fel licht dat aanspringt als je er langs loopt.

Genoeg plaatjes geschoten, loop ik naar huis. Met een bibbertje in mijn benen, boosheid en verontwaardiging vechten om voorrang. Ik ben absoluut niet gewend aan verbaal geweld en al helemaal niet met zo’n unheimische onbekende. Teleurgesteld en verdrietig ben ik ook, vanwege het wantrouwen dat hier lijkt te heersen. Thuis gekomen doe ik mijn verhaal, ik moet deze zeer onaangename ervaring even kwijt.

Het voorval blijft echter door mijn hoofd spoken, hoe ik ook mijn best doe het te vergeten. Af en toe zie ik de boosaardige buurman in de straat. Hij herkent me, maar zwijgt. Ik krijg telkens de neiging belangstellend te informeren naar zijn paranoia, of zo’n camera-gebaar te mimen. Maar houd intuïtief mijn mond en waag me niet aan grappenmakerij, ben verstandig en houd me verre van dit onvriendelijke figuur.

Maanden later zijn mijn ouders op bezoek. Al wandelend door mijn prachtige buurt valt ons op dat het huis van de bewuste buurman verzegeld is… Dat is interessant, op de terugweg stop ik om de zegels te lezen. De regen heeft ze verweerd maar er valt nog zoiets als “cybercrime” te ontwaren. Zo’n vage term bevredigt de nieuwsgierigheid natuurlijk geenszins. Een jonge vrouw loopt langs, ziet mij de boel bestuderen. We raken aan de praat en ze vertelt me dat de huiseigenaar opgepakt is voor vrouwen-/meisjeshandel en prostitutie. Mijn mond valt open van verbazing, ik sta perplex. Ik vertel haar over onze curieuze “kennismaking”. Wat ik voor paranoia aanzag blijkt pure criminele argwaan geweest te zijn, deze man had nogal wat te verbergen. Blafte, maar kan naar ik nu vermoed, ook heel gemeen bijten.

Het licht floept nog steeds aan als ik er langs loop. Maar goed ook, ik zou dit heerschap en zijn kompanen niet graag in het donker tegenkomen…