usa la cleta

usa la cleta

woensdag 29 juli 2015

Sagrada Família


Met het hart op de juiste plaats wil een mens zo nu en dan eens wat goeds doen voor de wereld. Niet een bloedeloos bedragje X overmaken op gironummer Y maar meer van hup! de handen uit de mouwen. Om niet in het zompige moeras van de nobele bedoelingen te blijven steken en de valkuil van het troosteloos fatalisme te omzeilen is het raadzaam op enigszins gecoördineerde wijze uiting te geven aan dat soort impulsen. En dus direct ja te zeggen als de gelegenheid zich voordoet op zomaar een zaterdag in te vallen als vrijwillige Bob-de-Bouwer. Niets mooiers dan met z’n allen iets nieuws te construeren en een gezin een dak boven het hoofd te geven. Met minimale middelen maar met vele handen en daardoor licht werk, bouwt Techo oftewel “Dak” huizen voor de minst bedeelden in dit continent.

Kennismaken met de wat onwennige familie geeft een hele nieuwe kijk op het concept gezinsplanning. Deze hoeksteen van de samenleving heeft een grillige structuur aangenomen, het is een hele toer om iedereen uit elkaar te houden. De moeder is van mijn leeftijd, met haar voel ik me het meest verbonden. Geen wonder dat ze blij is met onze komst, haar huisje puilt uit. Behalve een kleintje in dezelfde leeftijd als de twee peuters van haar dochter (voor wie wij het huis gaan bouwen), heeft ze nog vier zonen in de leeftijd van zes tot pakweg vierentwintig. De vader van het zoontje van zes is er, die van de rest zijn gaandeweg uit haar leven verdwenen. Vanwege ruzie met de vader van haar kindjes woont de dochter met één van hen bij moederlief. Voor de ander is simpelweg geen plaats - zij woont noodgedwongen nog bij de vader - elk hoekje en gaatje van hun armzalige onderkomen is bezet.

We werken fluks vijftien palen de grond in op het aangewezen veldje. We boren, graven, passen en meten. De meegebrachte palenboor doet goede dienst en het is er gelukkig niet rotsachtig. Wel slingert overal vuil rond, er lopen kippen met kuikentjes en een stuk of wat schurftige honden zoeken een droog plekje om te slapen. Bij het graven treffen we een groot mes, dat achteloos in de struiken gegooid wordt. Een kerfstok meer of minder, het zal wat in deze contreien. De legitimiteit van de gehele nederzetting valt te betwijfelen. Onze begeleidster van Techo is juriste en houdt zich met dat soort vraagstukken bezig, daarover hoeven wij vandaag ons hoofd niet te breken.

Het zetten van de laatste paal gaat met een kleine ceremonie gepaard. Iedereen die meegeholpen heeft werpt een steentje in het gat rond de paal, onder het uitspreken van goede wensen. Er klinkt hoop op een betere toekomst en veel dankbaarheid. We willen allemaal het allerbeste voor “onze” familie. Maar beseffen ons ook dat ze daar vooral zelf heel hard aan moeten werken, zodra wij huiswaarts zijn. Meer dan planken en palen, een handvol spijkers en een paar likken verf, is een thuis een fragiel bouwwerk van niet aflatende zorg en aandacht, van saamhorigheid, warmte en onmetelijke geborgenheid. Een immens bouwwerk dat nooit af raakt vooral, als ware het Gaudí’s Sagrada Família...

Er wordt flink op los getimmerd, aan het einde van de middag ligt de vloer en staan de muren. Natgeregend en koud drinken we een laatste mierzoete maté met de familie en nemen afscheid. De auto’s staan vastgezogen in de modder, al duwende vliegen de vette klodders ons om de oren. Thuis wachten hete douche, verwarming en wasmachine…. en vele gedachten aan wie we achterlaten in kou en regen.



- Wordt vervolgd -

dinsdag 21 juli 2015

Rupsje NooitGoedGenoeg

Stilstand is achteruitgang, krijgen we altijd te horen. ”Slechts vernieuwing kan behouden, achter raakt wie stil blijft staan” schreef Potgieter in de 19e eeuw. We moeten door en hogerop, innoveren, groeien, ontwikkelen en de top bereiken. Maar ergens onderaan een nieuwe ladder beginnen we met een eerste stap.

Mijn allereerste tangopassen zette ik in 2008 in Confitería Ideal, één van de meest traditionele tangolocaties in het centrum van Buenos Aires. Waar marmeren trappen naar een soort spiegelpaleis leidden, vol kristallen kroonluchters, en waar het oubollige meubilair en de geboende dansvloer een waas van vergane glorie ademden die perfect aansloot bij de vierkwartsmaat van een krakerig Orquesta Típica. Aan de entourage lag het dus niet, dat wij als hulpeloze wezens rondscharrelden op aanwijzingen van de tangojuf. Dat we, ons aan elkaar vastklampend, probeerden te lopen op de maat van de muziek zonder onze balans te verliezen, te omarmen zonder dat ons verhitte hoofd in de weg zat.

Na dit eerste wankele begin willen we meestal meer en willen we vooral mooier, zodat het er waarachtig uit gaat zien alsof we dansen. Al oefenend doorlopen we verschillende stadia van ontwikkeling, tot we ons ontpoppen tot een sierlijke tangovlinder*. Aanvankelijk zijn we allemaal identieke blunderende debutanten, terwijl je op de dansvloer de geavanceerde dansers in één oogopslag herkent aan hun eigen stijl en signatuur. Ergens in de loop van het proces weten we die te ontwikkelen, als we gaandeweg de taal van de tango leren spreken, de meest subtiele bewegingen onder de knie krijgen, onze muzikaliteit en ritmegevoel verbeteren, onze omhelzing perfectioneren en stoutmoedig leren improviseren.

Tot zover de theorie. Toegegeven, je kunt in een paar jaar het hoogste niveau bereiken, maar in de praktijk worden in de kweekvijver van de tango maar weinig toptalenten geboren. De rest, zoals ik, moet zijn stinkende best doen en blijft alsnog eeuwig in de middenmoot hangen. De weg naar de top is met passie geplaveid, met de juiste dosis ambitie, een snufje talent en karrenvrachten tijd en toewijding. Ik geloof oprecht in ons grenzeloos leervermogen – waar een wil is, is een weg – maar telkens als ik na een examenperiode boven kwam drijven in het sociale leven, en me eindelijk weer eens aan een tangoles waagde, stootte ik mijn neus aan de grenzen van mijn kunnen. Door gebrek aan tijd en prioriteit verviel ik in een eindeloze herhaling van fouten, figuren en frustraties. Tot ik besloot dat gewoon een beetje aanploeteren ook prima is, dat er dingen zijn die een mens niet per se perfect hoeft te kunnen in het leven. Waarschijnlijk schop ik het nooit verder op de dansvloer en schuilt er geen tangovlinder in dit rupsje nooitgoedgenoeg. De kern van deze bevrijdende gedachte is het besef dat ik desondanks ontzettend veel over mezelf ontdekt heb in mijn moeizame verkenning van de tango. Mijn pas op de plaats heeft me veel inzichten gebracht, ik ben gegroeid. Soms is stilstaan ook vooruitgaan...


* De wondere wereld van de Parasitologie staat momenteel op mijn studieprogramma, ik kon de verleiding niet weerstaan om de ontwikkeling van een insect als metafoor te gebruiken. De parallel doortrekkend – vergeef me als u dit oneerbiedig of onsmakelijk vindt – moet ik bekennen dat ik in de hulpeloos rondscharrelende wezens op de dansvloer een soort van tangolarven/-rupsjes zag…


"Rupsje NooitGoedGenoeg" schreef ik in september 2014 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het Nederlandse tangotijdschrift La Cadena.

woensdag 15 juli 2015

Mi Buenos Aires no es tu Buenos Aires

I think Jantine knows better Buenos Aires and its people than many porteños*, which makes her a really good companion and tourist guide when being in Argentina!” schreef ene Agustin in september 2009 in zijn beste Engels op mijn CouchSurfing profiel. Een beetje voorbarig wellicht, sinds drie weken mocht ik mezelf porteña noemen en ik was nog druk doende mijn nieuwe leefomgeving te ontdekken. Met een groepje CouchSurfers, op weg naar een lunch in San Telmo, liep ik aan de rand van Plaza de Mayo mijn ex tegen het lijf. Dat maakt indruk in deze miljoenenstad. De ex bleek zelfs moeilijker te ontlopen dan gedacht. Waar hij woonde interesseerde me niet echt, maar tot mijn stomme verbazing bleek dat op drie cuadras** te zijn van mijn nieuwe kamer in Caballito. Ik twijfelde of ik in bovennatuurlijke krachten of voodoo zou gaan geloven…

Agustin, geboren en getogen porteño, drukte vooral bewondering uit voor het feit dat ik op plaatsen was geweest die in geen enkele reisgids voorkomen. Dankzij mijn ex had ik terra incognita mogen ontdekken en wijken betreden waar een verstandige expat noch de gemiddelde porteño zich waagt. Zoals cartografen volgens de legende dergelijke gebieden aanduidden met hic sunt dracones, lijken ze ook in het hoofd van de moderne mens door denkbeeldige draken of ander afschrikwekkend gebroed bevolkt te zijn en daarom te worden gemeden. Zelfs wat mijn centraal gelegen en alleraardigste publieksvriendelijke wijk Caballito betreft wordt me wel eens gevraagd of het “daar” niet gevaarlijk is.


Fascinerend hoe het construeren van een cognitieve plattegrond van onze geografische locatie een niet aflatend proces is, een almaar uitdijend universum van plaatsen en percepties. Zo bestaan er miljoenen versies van Buenos Aires, stralend middelpunt als we zijn van ons eigen persoonlijke sterrenstelsel. Als migrant neigen we te denken dat onze versie zo uniek is dat deze het waard is gedeeld te worden. Sommige versies verkopen zelfs heel aardig, getuige mijn ontelbare mede-migranten die een graantje mee weten te pikken van de toeristenbranche. Mijn favoriet in het huidige aanbod is van een Engelsman, die heel origineel zijn groepen per stadsbus naar de diverse bezienswaardigheden vervoert. Slim bedacht, want voor de leek is het nemen van de bus een heel avontuur. Bovendien rijden de stadslijnen dag en nacht en gebeurt er altijd wel iets onverwachts aan boord. Ik pas hetzelfde concept toe als ik expat-vrienden meeneem op stads-strooptocht. Uit en thuis met de bus, naar plaatsen waar ze nog nooit geweest zijn: succes gegarandeerd. We blijven wel binnen de grenzen van Capital Federal***; dat daarbuiten geen draken wonen kan niemand ons garanderen...

* inwoner van Buenos Aires
** blokken
*** de stad Buenos Aires - gelegen in de provincie Buenos Aires

"Mi Buenos Aires no es tu Buenos Aires" schreef ik in februari 2014 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het tangotijdschrift La Cadena.