usa la cleta

usa la cleta

zondag 27 juli 2014

¡Qué quilombo!

Oftewel: wat een toestand, wat een puinhoop! Een zin die hier nogal eens van toepassing is, te pas en te onpas gebruikt wordt en die elke integrerende buitenlander redelijk snel weet toe te voegen aan zijn/haar uitdijende woordenschat. Net als iedereen in mijn omgeving gebruikte ik het woord naar hartenlust, totdat mijn tangopartner destijds fijntjes opmerkte dat quilombo niet zo heel erg "de salón" was, dat ik in bepaalde situaties beter het woord lío in de mond kon nemen. Maar zeg nou zelf: dat bekt toch lang zo lekker niet als je even hartgrondig je afkeur wilt ventileren! Sinds ik echter begreep dat de oorspronkelijk betekenis van quilombo, prostíbulo is, bordeel, ben ik het gebruik ervan toch enigszins gaan doseren.

Quilombo is één van de meest gebruikte woorden van het lunfardo, dat eind negentiende eeuw in de lagere klassen van de stad ontstond, het Argentijnse Bargoens van criminelen en immigranten. In hetzelfde milieu heeft ook de tango haar oorsprong, niet verwonderlijk dus dat tangoteksten vol zitten met lunfardo. Taalkundig gezien is het geen echte taal, daarvoor ontbreekt er het één en ander, maar het kent invloeden uit verschillende windrichtingen: Italiaans, Portugees, Spaans, Frans, Duits, en zelfs Afrikaanse talen. In de loop van de twintigste eeuw verspreidde het dialect zich steeds meer, zowel naar andere sociale klassen als ook geografisch, naar steden als Rosario en Montevideo. Behalve alle leenwoorden is een kenmerk van het lunfardo het omdraaien van de lettergrepen. Sommige porteños gebruiken deze omgedraaide woorden in hun normale dagelijkse taalgebruik: café wordt féca, tango wordt gotan, pagar (betalen) wordt garpar, enzovoort.. Tja... daar sta je dan, als vers ingevlogen expat met je ¿Qué Pasa?-grammatica en woordenschat algemeen beschaafd español, en je mond vol tanden.

Momenteel lees ik een boek met tangolegendes van een dikke eeuw geleden, precies van diezelfde begintijd. Het zijn veelal mondelinge overleveringen van roerige tijden waarin ruzie, messentrekkerij, bedrog en overspel de boventoon voeren. Stuk voor stuk bloedstollend spannende cowboyverhalen – gauchoverhalen zo u wilt – waarin tangomuzikanten gewapend en wel de meest ongure buurten opzoeken en de tenten waarin ze spelen steevast hoerenhuizen zijn van meer of minder bedenkelijk allooi. Tango was nog bruut en onbeschaamd, rauw, platvloers, gewelddadig en verre van fatsoenlijk.

Sindsdien is er een dikke laag beschaving overheen gekomen, maar ergens diep in de genen van de tango is dit rauwe begin bewaard gebleven. In de uit die oerkrachten voortgekomen muziek spreekt nog steeds een onstuimige overlevingsdrang, de primaire sentimenten van een woeste paringsdans, het recht van de sterkste. Misschien dat de dans daarom zo verleidelijk is, ze raakt onze diepste driften, provoceert onze meest elementaire instincten, ook al is het heden ten dage een geciviliseerd en (meestal) volledig gesimuleerd paringsritueel. Hoewel… ik ontwaar Darwinistische trekjes in een soort survival of the fittest, een overlevingsstrijd waarin ook afvallers te betreuren zijn. Ik hoor het niet vaak maar er zijn mensen (meest dames) die nooit van hun leven meer een stap over de drempel van een milonga willen zetten. Die schoon genoeg hebben van de achterbakse concurrentiestrijd, de haat en nijd, de jaloezie, de roddel en de achterklap. Van het niet meer gevraagd worden als ze niet op de bijkomende seksuele avances van de man ingaan. Ach ja; de milonga, de mens, de natuur, de samenleving, het universum…. het blijft uiteindelijk één grote georganiseerde chaos. ¡Qué quilombo!


!Qué quilombo! schreef ik in mei 2014 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het zomernummer van tangotijdschrift La Cadena.

zaterdag 28 juni 2014

Taboe

Er zijn van die dingen die je niet vraagt aan een Argentijn. Zeker niet als je niet tot de intimi behoort. En dan nog... Zelfs na een aantal jaren in Argentinië, zijn er maar verbazingwekkend weinigen van wie ik weet hoe ze zich de dictatuur herinneren, of die hun leven beïnvloed heeft en aan welke zijde zij of hun familie stonden. Deze en andere vragen kun je wellicht legitiem ter sprake brengen als je op de thee bent bij één van de Dwaze Moeders van de Plaza de Mayo, maar verder zou ik het onderwerp hier veilig laten rusten.

Bij ons aan de keukentafel is het evengoed een aangelegenheid die regelmatig de revue passeert. Met een ex-huisgenoot wiens vader ‘desaparecido’ (verdwenen persoon) is en een huisgenote die aan haar antropologieafstudeerscriptie werkt – over de sociale structuur van buurtorganisaties die de zogenaamde baldosas (gedenkstenen) maken voor slachtoffers van de dictatuur – komt het thema regelmatig bovendrijven. Afgelopen maand nog wat vaker zelfs: el Día Nacional de la Memoria por la Verdad y la Justicia (De Nationale Herdenkingsdag voor Waarheid en Gerechtigheid) op 24 maart is een jaarlijks terugkerend ritueel waar we de nodige aandacht aan besteden. Een dag die slechts waardevol lijkt voor hen wiens dierbaren het doelwit waren van de terreur. Navraag leert dat voor de overgrote meerderheid van de Argentijnen die dag nauwelijks betekenis heeft.

Het heeft even geduurd en het Argentijnse Hooggerechtshof moest eerst twee omstreden amnestiewetten uit de jaren ‘80 ongrondwettelijk verklaren, maar sinds 2005 konden alsnog vele voormalige militairen aangeklaagd worden. De ex-huisgenoot moest onlangs getuigen in zo’n rechtszaak, tegen degenen die ervan verdacht worden zijn vader – ‘dokter van de armen’ werd hij genoemd – gemarteld en gedood te hebben. Via de webcam van de rechtbank kon ik zien hoe hij met ontzagwekkende kalmte zijn verhaal deed, over de gebeurtenissen tijdens de nacht waarin zijn vader van zijn bed gelicht werd. Hoeveel indruk moet dat vertoon van geweld gemaakt hebben op een twaalfjarige! Wat hem altijd het meest gekwetst heeft, is de stilzwijgende aanname van diezelfde overgrote meerderheid dat niemand ‘zomaar’ opgepakt werd. Velen vonden het eigenlijk prima dat het leger orde op zaken kwam stellen en dat de rust op straat terugkeerde. Links en kritisch-/andersdenkend stond destijds gelijk aan subversief en anarchistisch; individuen die de maatschappij ontwrichtten en onrust zaaiden verdienden het om verwijderd te worden.

Hoe pijnlijk ook, het praat makkelijker met slachtoffers die de stilte wilden doorbreken dan met daders, is de algemene ervaring. Want aan gene zijde van het politieke spectrum ligt de zaak gevoeliger en is de stilte veelzeggender. Ik heb vrienden in wiens kringen een kennis recent veroordeeld is voor misdaden tegen de menselijkheid. Daar wordt mondjesmaat over gesproken maar veel liever over gezwegen. Het kwam mij toevallig ter ore omdat één van mijn vriendinnen met een enorm dilemma worstelde. Zij voelde zich verplicht een interessant internationaal project te laten schieten omdat ze het werken met een aan de dictatuur ontsnapte ex-gedetineerde met linkse overtuigingen niet kon verantwoorden tegenover haar conservatieve partner en zijn familie.

Nunca más! (Nooit meer!) klinkt steevast de tot leus verworden wens. Alsof in 1983 stante pede en definitief de Vuile Oorlog eindigde. Toegegeven, de uiterlijke verschijningsvorm hield op te bestaan. Maar onder de opperhuid van de samenleving heersen nog altijd schaamte en politieke scheidslijnen. Daar strekken de verraderlijk krachtige tentakels van een onmetelijk taboe zich uit tot in de kleinste haarvaatjes, en beperken de vrijheid van leven.

Taboe schreef ik in april 2014 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het mei-nummer van tangotijdschrift La Cadena.