“Waar denkt u dat u mee bezig bent?!” bast een man naast me
ineens. Het is een zonovergoten zaterdagochtend in winters Buenos Aires en ik maak,
mij van geen kwaad bewust, foto’s van mijn allerlieflijkste straatje in de wijk
Caballito. Volgens de plotseling verschenen bullebak is het fotograferen van
huizen op straffe van de wet verboden. Hij dreigt de dienstdoende wijkagent
erbij te halen - genoeg blauw op straat in Argentinië - om mijn camera eens aan
een grondige inspectie te onderwerpen. “Nergens voor nodig meneer! Ik woon hier
en mag gerust wat foto’s maken, de huizen interesseren me niet”. Hij blijft
aandringen, gebaart driftig dat ik midden op straat moet gaan staan als ik dan
zo nodig onze pasaje Terry wil fotograferen.
Pardon? Sinds wanneer delen we bevelen uit aan wildvreemden? En van fotograferen
zeker geen verstand? Aan saaie rechttoe rechtaan foto’s valt de schoonheid van ons
straatje niet af te lezen! Ik blijf kalm zoeken naar de juiste hoek voor mijn
onschuldige kiekjes. De man begint nu echt boos te worden, kijkt om zich heen
naar een politieagent. Ik zeg hem dat ik nog nooit zo’n raar gesprek gevoerd heb,
dat het me spijt dat hij zo’n achterdocht moet koesteren, dat ik niet van plan
ben mijn activiteiten te staken. De hele discussie zint me niets, ik bekijk de
irritante dwingeland eens goed. Kaal, een bril, middelbare leeftijd,
onopvallend maar op zich netjes gekleed. Het huis waar hij woont heeft zo’n fel
licht dat aanspringt als je er langs loopt.
Genoeg plaatjes geschoten, loop ik naar huis. Met een bibbertje
in mijn benen, boosheid en verontwaardiging vechten om voorrang. Ik ben
absoluut niet gewend aan verbaal geweld en al helemaal niet met zo’n unheimische onbekende. Teleurgesteld en
verdrietig ben ik ook, vanwege het wantrouwen dat hier lijkt te heersen. Thuis
gekomen doe ik mijn verhaal, ik moet deze zeer onaangename ervaring even kwijt.
Het voorval blijft echter door mijn hoofd spoken, hoe ik ook mijn
best doe het te vergeten. Af en toe zie ik de boosaardige buurman in de straat.
Hij herkent me, maar zwijgt. Ik krijg telkens de neiging belangstellend te
informeren naar zijn paranoia, of zo’n camera-gebaar te mimen. Maar houd intuïtief
mijn mond en waag me niet aan grappenmakerij, ben verstandig en houd me verre van dit onvriendelijke figuur.
Maanden later zijn mijn ouders op bezoek. Al wandelend door
mijn prachtige buurt valt ons op dat het huis van de bewuste buurman verzegeld
is… Dat is interessant, op de terugweg stop ik om de zegels te lezen. De regen
heeft ze verweerd maar er valt nog zoiets als “cybercrime” te ontwaren. Zo’n
vage term bevredigt de nieuwsgierigheid natuurlijk geenszins. Een jonge vrouw
loopt langs, ziet mij de boel bestuderen. We raken aan de praat en ze vertelt
me dat de huiseigenaar opgepakt is voor vrouwen-/meisjeshandel en prostitutie. Mijn
mond valt open van verbazing, ik sta perplex. Ik vertel haar over onze curieuze
“kennismaking”. Wat ik voor paranoia aanzag blijkt pure criminele argwaan
geweest te zijn, deze man had nogal wat te verbergen. Blafte, maar kan naar ik
nu vermoed, ook heel gemeen bijten.
Het licht floept nog steeds aan als ik er langs loop. Maar goed
ook, ik zou dit heerschap en zijn kompanen niet graag in het donker tegenkomen…