usa la cleta

usa la cleta

maandag 5 augustus 2013

Ja maar

De sirtaki moet ik minstens duizend keer gedanst hebben in mijn leven. Dat krijg je ervan, tien jaar lang verkering met een Griekse dansgod. Bij de Griekse dansgroep leerden we nog veel meer dan alleen de standaard toeristensirtaki. We traden ook op, in prachtige kostuums. Eén keer zelfs op TV, toen Nederland naar het Eurovisie Songfestival in Griekenland ging. Mochten we al nahijgend de grappen van Paul de Leeuw over volksdansen op Lesbos incasseren…

Ongetwijfeld was het Hongaarse volksdansen nooit tot mijn bestaan doorgedrongen, als ik na afloop van de Griekse droom niet met vrienden naar een Nederlands-Hongaarse bruiloft was gereisd. De traditioneel uitgedoste ceremoniemeester was een ontzettend knappe man, die ook nog eens prachtig dansen kon. Ik moest en zou met hem dansen. Niemand van ons sprak een woord Hongaars, maar om toch enigszins voorbereid te zijn hadden we allemaal een zinnetje geleerd. Het mijne luidde: “bent u vrij om te dansen?” (een heel degelijk taalgidsje was dat). De ceremoniemeester benaderde ons en ik sprak uitdagend mijn 3 woordjes Hongaars. Prompt wed ik bij de hand genomen en naar de dansvloer geleid. De band leefde zich uit en ik zwierde rond in een paar sterke armen, volgde zijn bewegingen, zag de waardering in zijn ogen. Een paar nummers lang steelden we de show, daarna werd ik netjes teruggebracht naar mijn vrienden. Er moest tenslotte een immense Hongaarse bruiloft in goede banen geleid worden. Zijn zoon, die wat Duits sprak, vertelde me later dat zijn vader zich aan het begin van het feest één ding voorgenomen had: met mij te dansen…

Aan salsa raakte ik voor de rest van mijn leven verknocht tijdens een lange nacht in de TomTom-club in Brussel, waar ik mijn eerste baan vond. De Colombiaanse collega van een vriendinnetje van franse les raakte ik in de drukte al snel kwijt, maar er bleken genoeg andere latino’s bereid me in te wijden. Een paar basispasjes waren genoeg om verslingerd te raken aan het uitbundige plezier van samen synchroon bewegen op Caraïbische klanken…

Eenmaal in Argentinië beland, leerde ik al gauw de chacarera kennen. Met wat huisgenoten was ik op een feestje in een wat vaag cultureel centrum. De band raakte uitgespeeld, de dronken versierpogingen begonnen te vervelen, we wilden op huis aan. Eén huisgenote bleek zoek, die vonden we terug bij de musici die spontaan aan een folkloristische toegift begonnen waren. De jassen gingen weer uit. De mooiste man van de avond en zijn vrienden sleepten ons de dansvloer op. Geen flauw idee wat een chacarera was, maar ik danste vrolijk mee. Vooral de abrazo final ging perfect en werd steeds inniger. De dansheld vroeg mijn nummer. Ik vermoed dat ik dat destijds nog niet helemaal uit mijn hoofd kende, want met hem danste ik nooit weer...

En de tango? Had ik me ooit maar zo spontaan op de tango mogen storten! Nu is het nog altijd te veel denken en te weinig durven. Schoorvoetend gaat het steeds beter, maar nog steeds niet van harte voluit. Het is tijd voor drastischer maatregelen. Bij DWDD zag ik een interview met Daan Roosegaarde, ontwerper van de “Ja-maar stoel”. Die herkent het duo ja&maar en dient vervolgens een stroomstoot toe. Tafeldame Gerdi Verbeet bestelde er direct honderdvijftig. Doe mij er ook maar eentje. Geen ge-ja-maar meer…



"Ja maar" schreef ik in mei 2013 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het juni-nummer van tangotijdschrift La Cadena.

Geen opmerkingen: