usa la cleta

usa la cleta

donderdag 19 december 2013

There's no business...

Drie stappen had ik maar nodig, of eigenlijk vier, om bij Carel Kraaijenhof himself terecht te komen. De maestro zelf kreeg ik niet te pakken, maar via een vriend van een vriend had ik zowaar contact met Thirza, zijn vrouw en manager. Op zich al interessant genoeg om de Six degrees of separation theorie eens in de praktijk te testen. Niet dat ik me verveelde of op een regenachtige middag niets beters te doen had, nee…. ik was op een speciale missie en speurde naar aanknopingspunten in de tangobranche.

Mijn benedenbuurman is namelijk muzikant. Van beroep, en niet onverdienstelijk zelfs: in de jaren zeventig was hij aardig beroemd met de Argentijnse jazzrockband Alma y Vida. Zijn vrouw zingt tango voor de liefhebberij en van haar huur ik mijn appartement. Ik kom geregeld bij ze over de vloer en we genieten hier boven mee van de muzikale onderonsjes die zij met vrienden en medemuzikanten organiseren. Tijdens een afscheid voorafgaand aan mijn vakantie naar Nederland, kreeg ik twee cd’tjes in handen gedrukt. Of ik mee kon helpen buurman’s tangoduo te promoten in Europa en omstreken. Ik was hun connectie met het oude continent, vanuit Nederland gingen ze de wereld veroveren. Eenmaal ter plekke zou ik impresario’s uit mijn hoge hoed toveren, uitnodigingen voor festivals en optredens regelen en via lucratieve contracten veel geld in het laatje brengen. Een leuke bijverdienste voor een student toch? Over een tarief of percentage zouden we het nog wel eens worden.

Niet gehinderd door enige kennis van zaken, gewapend met de twee cd’tjes als strategisch promotiemateriaal en een gezonde dosis scepsis beloofde ik in ieder geval te kijken of ik wat voor ze kon doen. Het stond al gauw vast dat ikzelf de rol die zij voor mij weggelegd hadden, van z’n levensdagen niet zou kunnen vervullen. Die klus liet ik graag over aan de specialist. Digitaal op zoek dus, naar iemand die verstand had van beroemd worden, die het wereldje, het publiek en de places to be als zijn broekzak zou kennen. Via een accordeonist die ik ooit in Rio ontmoette en via de directeur van het Tropentheater, kwam ik op wat bruikbare contacten. En ik kwam dus Thirza op het spoor, die direct aangaf dat Nederland op dat moment overspoeld werd met Argentijnse artiesten met maar één wens. Terwijl tegelijkertijd de interesse voor dat soort concerten terugliep, tenzij de groep of muzikant al voor de crisis een naam had opgebouwd. Haar wijze raad voor wie echt graag naar het buitenland zou willen, was om te beginnen met een gelikte website in het Engels, met opnamemateriaal en biografieën. Dat leek mij ook een logisch en strategisch begin, maar het duo was op weg naar het grote succes nog niet op het briljante idee gekomen.

Gelukkig waren er wel mp3’tjes beschikbaar. De muziek zou ik voor zich laten spreken en ik stuurde wat nummers aan een tango-dj en een muziekrecensent. De dj liep er niet warm voor en het vernietigende oordeel van de muziekrecensent luidde het vroegtijdig einde in van mijn nog prille showbizz-carrière: “het ontstijgt een gemiddeld amateurniveau geenszins“.

Als jullie het niet verder vertellen, hoeft mijn benedenbuurman het nooit te weten…


There's no business schreef ik in november 2013 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het december-nummer van tangotijdschrift La Cadena.

zaterdag 31 augustus 2013

De viool

In Praag kocht ik hem, 25 jaar geleden, tijdens een schoolexcursie. Het IJzeren Gordijn hing nog in vol ornaat voor het Oostblok, de Praagse lente was alweer in vergetelheid geraakt. Op straat verveertienvoudigden we ons zakgeld tot kapitalen van ongekende hoogte, terwijl de meeste dingen drie keer niks kostten. Van gekkigheid wisten we niet wat te doen met al dat geld, maar een viool leek me een zinvolle investering. Erop spelen kon ik vooralsnog niet, voor een strijkstok kwam ik toch nét wat kapitaal tekort.

Toen die het jaar daarop met een medescholier eveneens vanuit Praag arriveerde, leerde ik van een schoolvriendin mét vioolles zowaar één liedje spelen. En vals ook nog, toen ik Altijd is Kortjakje ziek jaren later nog eens ten gehore bracht merkte het 3-jarige zoontje van één van de aanwezigen op: “die is stuk hè?!”. Het moge duidelijk zijn dat onder mijn aanraking de viool nooit zijn finest hour beleefde.

Het leven gaat niet altijd over rozen, maar vrolijker tijden braken aan: een vriendin die in een zigeunerorkest speelde wilde hem wel een tijdje adopteren. Voor het eerst kreeg zijn muzikale leven zin, mocht hij sprankelende klanken strooien en de mensen met uitbundigheid vermaken. Het zigeunergeluk was echter van korte duur. De logeerpartij kwam abrupt ten einde toen de vriendin manisch-depressief bleek en gedwongen opgenomen werd in een psychiatrische kliniek.

Hij kwam terug met een vioolkist, die er uit zag alsof hij twee wereldoorlogen overleefd had. Evengoed was ik blij dat hij zijn eigen beschutte behuizing had. Wel zo comfortabel als je vele lange jaren werkeloos in een hoekje ligt af te wachten, tot er eindelijk weer eens iemand mooie klanken aan je komt ontlokken.

De perfecte gegadigde daarvoor - dat dacht ik althans - ontmoette ik hier in Buenos Aires. Tijdens mijn eerste tangoles werd ik hopeloos verliefd op een woest aantrekkelijke Italiaan. Hoe onweerstaanbaar was deze cardioloog die zijn talen sprak, van reizen hield, van skiën, van tango en van viool spelen! Bij mijn eerstvolgende bezoek aan Nederland nam ik met alle liefde mijn aan lethargie lijdende viool voor hem mee. Van al zijn talenten bleek de Italiaan vooral de kunst van het liegen tot in de meest virtuoze finesses te beheersen. Behalve de viool leende hij ook mijn reserve-BlackBerry. Na afloop van de hele affaire leverde hij beide weer in. De telefoon vol pikante sms’jes aan diverse dames (en zelfs een heer…) en de viool met strak gespannen nieuwe snaren. Het enige waarover hij niet gelogen leek te hebben…


Sindsdien staat de viool met zijn ziel onder de arm, in zijn gehavende kist in een onopvallend hoekje weg te kwijnen. Soms haal ik hem er even uit; streel zijn snaren, zijn zacht glanzende rondingen. Binnenkort gaan we voorgoed uit elkaar: hij gaat naar een muziekschool voor kinderen uit de sloppenwijken. Een betere bestemming had ik me niet kunnen bedenken. Geliefkoosd te worden en bespeeld door jonge leergierige debutanten, die met de muziek hun eigen lot in handen nemen. Samen met hen krijgt hij de kans te stralen, het beste uit zichzelf te halen, trots te zijn, mooie momenten te beleven en plezier te maken. Wie als oostblokviool geboren is wordt nooit een Stradivarius, maar mijn viool gaat ongekend talent gelukkig maken.

maandag 5 augustus 2013

Ja maar

De sirtaki moet ik minstens duizend keer gedanst hebben in mijn leven. Dat krijg je ervan, tien jaar lang verkering met een Griekse dansgod. Bij de Griekse dansgroep leerden we nog veel meer dan alleen de standaard toeristensirtaki. We traden ook op, in prachtige kostuums. Eén keer zelfs op TV, toen Nederland naar het Eurovisie Songfestival in Griekenland ging. Mochten we al nahijgend de grappen van Paul de Leeuw over volksdansen op Lesbos incasseren…

Ongetwijfeld was het Hongaarse volksdansen nooit tot mijn bestaan doorgedrongen, als ik na afloop van de Griekse droom niet met vrienden naar een Nederlands-Hongaarse bruiloft was gereisd. De traditioneel uitgedoste ceremoniemeester was een ontzettend knappe man, die ook nog eens prachtig dansen kon. Ik moest en zou met hem dansen. Niemand van ons sprak een woord Hongaars, maar om toch enigszins voorbereid te zijn hadden we allemaal een zinnetje geleerd. Het mijne luidde: “bent u vrij om te dansen?” (een heel degelijk taalgidsje was dat). De ceremoniemeester benaderde ons en ik sprak uitdagend mijn 3 woordjes Hongaars. Prompt wed ik bij de hand genomen en naar de dansvloer geleid. De band leefde zich uit en ik zwierde rond in een paar sterke armen, volgde zijn bewegingen, zag de waardering in zijn ogen. Een paar nummers lang steelden we de show, daarna werd ik netjes teruggebracht naar mijn vrienden. Er moest tenslotte een immense Hongaarse bruiloft in goede banen geleid worden. Zijn zoon, die wat Duits sprak, vertelde me later dat zijn vader zich aan het begin van het feest één ding voorgenomen had: met mij te dansen…

Aan salsa raakte ik voor de rest van mijn leven verknocht tijdens een lange nacht in de TomTom-club in Brussel, waar ik mijn eerste baan vond. De Colombiaanse collega van een vriendinnetje van franse les raakte ik in de drukte al snel kwijt, maar er bleken genoeg andere latino’s bereid me in te wijden. Een paar basispasjes waren genoeg om verslingerd te raken aan het uitbundige plezier van samen synchroon bewegen op Caraïbische klanken…

Eenmaal in Argentinië beland, leerde ik al gauw de chacarera kennen. Met wat huisgenoten was ik op een feestje in een wat vaag cultureel centrum. De band raakte uitgespeeld, de dronken versierpogingen begonnen te vervelen, we wilden op huis aan. Eén huisgenote bleek zoek, die vonden we terug bij de musici die spontaan aan een folkloristische toegift begonnen waren. De jassen gingen weer uit. De mooiste man van de avond en zijn vrienden sleepten ons de dansvloer op. Geen flauw idee wat een chacarera was, maar ik danste vrolijk mee. Vooral de abrazo final ging perfect en werd steeds inniger. De dansheld vroeg mijn nummer. Ik vermoed dat ik dat destijds nog niet helemaal uit mijn hoofd kende, want met hem danste ik nooit weer...

En de tango? Had ik me ooit maar zo spontaan op de tango mogen storten! Nu is het nog altijd te veel denken en te weinig durven. Schoorvoetend gaat het steeds beter, maar nog steeds niet van harte voluit. Het is tijd voor drastischer maatregelen. Bij DWDD zag ik een interview met Daan Roosegaarde, ontwerper van de “Ja-maar stoel”. Die herkent het duo ja&maar en dient vervolgens een stroomstoot toe. Tafeldame Gerdi Verbeet bestelde er direct honderdvijftig. Doe mij er ook maar eentje. Geen ge-ja-maar meer…



"Ja maar" schreef ik in mei 2013 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het juni-nummer van tangotijdschrift La Cadena.

maandag 29 juli 2013

Peluquería-tra-la-la-la

Ik heb amper plaats genomen en mijn jas uit gedaan, of daar komt ze op mijn tafeltje af. Een geblondeerde dame van onbenoembare leeftijd, uitgedost in een kleurrijk gewaad, met een enorme hoed op. Ze heeft zichtbaar haar best gedaan er op haar mooist uit te zien vandaag. Ter kennismaking drukt ze me haar ‘kaartje’ in de hand: een gekopieerde, dubbel geplakte, uitgeknipte foto waarop ik vaag haar gezicht herken, met op de achterkant in een bibberig handschrift haar e-mailadres. Voor al mijn feesten en partijen is ze beschikbaar. Uiteraard wil ze graag weten waar ik vandaan kom, en of ik ook ga zingen. Ze sluit haar welkom af met een plakkende kus op mijn wang en loopt terug richting de piano.

Ik ben zojuist beland in de Peluquería de la Época, een kapperszaak met de sfeer van vervlogen tijden, die tevens dienst doet als koffiesalon. Het is net een museum, een kleurrijk decor van wandenhoge kasten vol ouderwetse snuisterijen, zeepdozen en allerhande kappersgerei, met antieke kappersstoelen tegenover grote, glimmende, in krullen gevatte spiegels. Als één van de goed bewaarde geheimen van mijn wijk schuilt het onopvallend in de schaduw van hoge bomen, net voorbij de Mercado de Progreso. In de namiddag verzamelen liefhebbers van het gezongen levenslied zich in dit antiquiteitenkabinet, om onder begeleiding van een pianist hun vocale vaardigheden ten gehore te brengen.

Ik heb me in een wereld gewaagd waar tango, fado, bossanova en een enkele aria klinken. Waar de gloedvolle bezieling, de resonantie van de stemmen en de sfeer van het gezamenlijk zingen en luisteren de aanwezigen meevoeren in de emotie van een gelukzalig rustmoment. De zangers en zangeressen zijn stuk voor stuk minstens zo oud als het decor, maar al zingend vervagen de jaren en hervinden ze een jeugdig elan. Inmiddels ben ik aan het tafeltje naast mij genodigd en word ik door twee heren ingewijd in de roddels en rituelen van het etablissement. De dame met de hoed is een heuse diva, vertellen ze. Ze is al over de tachtig jaar maar komt altijd en heeft nog nooit twee keer hetzelfde gedragen. Ze mist wel eens een noot maar het publiek is vergevensgezind: het applaus klinkt voor eenieder even luid. Een andere dame, vorig jaar nog tweede in de Argentijnse versie voor oma’s van The Voice Of, zingt loepzuiver een stuk opera. Mijn tafelgenoten dringen erop aan dat ik ook wat zing. Dat is het idee: niet alleen komen halen, maar ook iets brengen. Het mag iets Nederlands zijn of iets Frans, of desnoods iets Engels. Het mag gerust iets eenvoudigs zijn. Alsof ik zomaar even een heel lied uit mijn mouw schud! Ik zing wel eens wat, en plankenkoorts heb ik niet. Maar ik kan niet ongeoefend dit verwachtingsvolle publiek spontaan op iets moois trakteren. Men accepteert uiteindelijk mijn weigering, maar laat mij slechts gaan met de belofte beter voorbereid terug te keren.

Sindsdien loop ik te denken wat ik zal gaan zingen: een paar smeuïge smartlappen, Het kleine café aan de haven? Belofte maakt schuld en ik verheug me erop de Peluquería op een mooie middag eens te verrassen. Als klap op de vuurpijl neem ik mijn eigen muzikale omlijsting mee: mijn huisgenootje op de accordeon. Wie weet worden we wel beroemd. Ik laat alvast de kaartjes drukken.


"Tralalala" schreef ik in januari 2013 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het februari-nummer van tangotijdschrift La Cadena.

maandag 22 juli 2013

De wetten van de tango

Hoe kan een column die als ode aan de vriendschap begonnen is, uiteindelijk eindigen met een titel als deze? Terwijl Nederland smachtte naar een beetje zomerzon, dacht ik in de Argentijnse winter na over de essentie van vriendschap. Directe aanleiding was het vertrek van de zoveelste dierbare vriendin (Nederlandse) uit mijn leventje hier. Met stip het vreselijkste maar helaas onoverkomelijke onderdeel van een internationaal bestaan: afscheid. Het is telkens weer een klap als er goede vrienden vertrekken, met pijn in mijn hart zie ik ze gaan. Ik vertelde één van de reeds vertrokkenen (Argentijn) hoe ik me voelde. ”Je zou er zomaar een tango over kunnen schrijven” zei hij. Omdat ik niet de pretentie heb mijn persoonlijke sentimenten in hartverscheurend tangoproza te kunnen vertalen, zocht ik naar andermans  tekst. Tussen alle liefdestragiek trof ik zowaar een tango die de vreugde van de vriendschap bezingt (Amigos que yo quiero - Hugo Gutiérrez ).

Rond die tijd (20 juli) was het de Dia del Amigo. Een soort Valentijnsdag maar dan zonder de vlinders. Een commercieel fenomeen om “al” je zogenaamde vrienden te laten weten dat je één keer per jaar aan ze denkt. De feliz día sms’jes van lang vergeten personen vliegen je om de oren en op Facebook verschijnen mierzoete berichtjes, van vage bekenden die je eigenlijk nooit ziet. Van je echte vrienden krijg je niks. Echte vrienden weten hoezeer je ze waardeert. Daar komt geen lullig jaarlijks berichtje aan te pas.

Behalve aan digitale erosie is het Argentijnse vriendenlandschap met name aan eenzijdigheid onderhevig. Vriendschap tussen man en vrouw bestaat niet. Er zit altijd meer achter een ogenschijnlijk onschuldig contact en er is veel jaloezie. In gezelschap als stelletje handjes vasthouden is hier de gewoonste zaak van de wereld. Alsof je je partner direct kwijt raakt als je hem of haar loslaat. Het is me al geregeld overkomen dat ik – nieuw binnen een gezelschap – bij het aanknopen van een gesprekje binnen 2 à 3 minuten een lichtelijk verstoorde eega zie verschijnen. Manlief mompelt nog gauw iets in de trant van “esa es mi señora” in plaats van de dame netjes aan me voor te stellen en beiden beschouwen het gesprek als beëindigd. Als aantrekkelijke, buitenlandse vrijgezel wordt je niet geacht te integreren. Kom liever gekooid en gekortwiekt net als de rest, dan kan iedereen met een gerust hart z’n wederhelft loslaten zonder in paniek te hoeven raken of een hysterische aanval van verlatingsangst te krijgen.

Ik kan niet zeggen dat ik niet gewaarschuwd was. Door de schrijfster van het boek dat zijn titel aan deze column gaf. Marleen de Vries heet ze, en ze trekt verrassende vergelijkingen tussen de wetten van het leven en de liefde en de wetten van de tango. Haar persoonlijke verhaal schetst hoe moeilijk het integreren is in een land als Argentinië, zeker als single. Ze schrijft dat ze per definitie bedreigend was voor vrouwen die in een relatie zaten en bang waren dat hun man het in zijn hoofd zou halen haar – een Europese vrouw (de droom van iedere Argentijn) - het hof te maken.

3 Jaar geleden leek het me lichtelijk overdreven. Maar Marleen had gelijk. Voor het delen van lief, leed en veel vermaak heb ik inmiddels mijn (voornamelijk vrijgezelle) amigas. Voor de broodnodige amigos... rest mij niets dan de wetten van de tango te gehoorzamen.


"De wetten van de tango" schreef ik in september 2012 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het oktober-nummer van tangotijdschrift La Cadena.


Voor de volledigheid de tekst van genoemde tango:
Amigos que yo quiero - Hugo Gutiérrez

En la vida tenemos mil cosas
que son grandes, sublimes y hermosas,
que ennoblecen y alegran el alma
alentándonos el corazón.
Pero hay una sutil y suprema
que nos llega tranquila y serena,
es hombría y lealtad,
sentimiento y bondad,
es sublime… se llama amistad.

Amigos que yo quiero
escuchen este tango,
que lleva entre sus notas
un apretón de manos.
Fue escrito con el alma
pensando en la amistad
con lágrimas lo canto
por los que ya no están.
Alcemos nuestras copas
aquí en el viejo bar
que mientras haya amigos
dan ganas de cantar.

La existencia si es negra condena
con amigos parece verbena,
sin amigos no vale la pena
esta vida llena de dolor.
Los amigos igual que poetas
tienen hondas ternuras secretas,
acerquémonos más a la noble amistad
que nos llena de fe y de bondad.

Amigos que yo quiero
escuchen este tango,
que lleva entre sus notas
un apretón de manos.
Fue escrito con el alma
pensando en la amistad
con lágrimas lo canto
por los que ya no están.
Alcemos nuestras copas
aquí en el viejo bar
que mientras haya amigos
dan ganas de cantar.

zondag 10 maart 2013

La esencia


Sábado por la tarde, escribiendo mi columna mensual. Me derrito, el sudor se desliza por mi espalda. Las nubes de una tormenta se acumulan sobre la ciudad y la humedad va a pasar el límite natural, una descarga esta noche será inevitable. Mi compañera Anke llega a casa, anuncia que esta noche su ex va a tocar. Festival de Tango Independiente, en la calle, en Boedo. Donde voy frecuentemente, a Pan & Arte, mi restaurante favorito. Bonito lugar, con su propio teatro, música en vivo, arte en la pared, comida deliciosa, pan fresco. A solo 10 minutos en bicicleta, bicisenda de puerta a puerta, perfecto.

Se pone más y más gris, cerramos las puertas y ventanas. Adentro el aire acondicionado nos sopla frescura mientras afuera la tormenta reúne a sus fuerzas. Gotas gordas caen, necesitamos entrar la ropa tendida! La lluvia previene que cosas acontecen. Cuando llueve es para los argentinos como la señal roja: quédate donde estás y no te muevas. Me temo que me estoy volviendo un poco argentina. Ya me imagino un aburrido sábado, con una película en el sofá. Anke dice que vayamos. Que nos tomemos el autobús en vez de la bici. Y un paraguas.

Acompañadas de relámpagos luminosos y truenos atronadores caminamos hasta la parada del colectivo. La lluvia sigue siendo maravillosamente apagado. La tormenta apenas nos golpea, sin embargo, produce una atmósfera bochornosa, cargada de expectativas. Hablamos y hablamos, Anke acaba de regresar de un largo viaje y el colectivo toma su tiempo. Al llegar a Boedo resulta que el festival al aire libre se movió hacia adentro, hacia el techo del teatro de Pan & Arte. Un espacio enorme, cubierto con una lona que a veces ondea peligrosamente en el viento. Caminamos hacia arriba, escuchamos música. Ya hay mucha gente, la tribuna en forma de escalera está llena. Nos paramos entre los otros, miramos, escuchamos, bebemos. La tormenta parece estar reflejada en el tango. Los feroces bandoneones la provocan, los furiosos violines la desatan. Pero nada nos puede dañar a nosotros, en la intimidad del desordenado techo teatral.

Encontramos al ex-novio, y sus compañeros de casa. Él cantará en el quinteto que toca a lo último. Una sorpresa cuando aparecen en el escenario con meros instrumentos de viento. Nunca antes escuché tango puro en forma de música de viento. Sus sonidos de terciopelo me pueden cautivar en cualquier tipo de música, y esta noche son intensamente hermosos, acariciando el alma; los tonos prolongados de los trombones, el resueño más pesado de la tuba, el toque suave de la trompeta. El staccato de la tuba parece hecho para el ritmo acompasado del tango, los demás instrumentos tejen a su alrededor una telaraña melódica, que conmueve en su serenidad. El canto expresa emoción, roza melancolía, cosecha por lo menos tantos aplausos como la música. La naturaleza parece una vez más reflejar la atmósfera de la música, la tormenta ahora está domada.

Doy las gracias a Anke, sin ella no hubiera salido. Ella me las da a mí, sin mí, se hubiera quedado en casa. Nos reímos y brindamos, alegre de que "mi" Pan & Arte se presentó a ella de manera tan especial. Nos prometemos solemnemente de llevarnos a más de estos lugares, los cuales, cada uno a su manera, encarnan la esencia de nuestra Buenos Aires. Para seguir descubriendo la hermosura que nos ofrece la ciudad. La próxima vez me toca a mí y yo voy a dejarme llevar con mucho placer.

De essentie


Zaterdagmiddag, ik schrijf aan mijn maandelijkse column. En smelt, de zweetdruppels glijden over mijn rug. Dikke donderwolken pakken zich samen boven de stad en de luchtvochtigheid gaat een door de natuur voorgeschreven limiet overschrijden, een uitbarsting zal vanavond onvermijdelijk zijn. Huisgenootje Anke komt thuis, kondigt aan dat haar ex vanavond optreedt. Festival de Tango Independiente, op straat, in Boedo. Ik kom daar geregeld, bij Pan&Arte, mijn lievelingsrestaurant. Fijne plek, met een eigen theater, regelmatig live muziek, kunst aan de muur, heerlijk eten, vers brood. Op 10 minuten fietsen, met fietspad van deur-tot-deur, perfect.

Het wordt grijzer en grijzer, we sluiten deuren en ramen. Binnen blaast de airco ons koelte toe terwijl buiten de storm zijn krachten verzamelt. Dikke druppels vallen, de was moet naar binnen! Regen betekent echter dat dingen niet doorgaan. Bij regen gaat voor Argentijnen het sein op rood: blijf zitten waar je zit en verroer je niet. Ik vrees een beetje Argentijns te worden. Zie al een saaie zaterdagavond voor me, met een filmpje op de bank. Anke zegt dat we gaan. Dat we de bus nemen in plaats van de fiets. En een paraplu mee.

Begeleid door bliksemflitsen en geduchte donderklappen lopen we richting bushalte. De regen blijft echter wonderwel uit. De storm raakt ons zijdelings, produceert vooralsnog slechts een broeierig sfeertje, dat verwachtingsvol stemt. We praten en praten, Anke is net terug van een lange reis en de bus neemt zijn tijd. Bij aankomst in Boedo blijkt het openlucht festival naar binnen verplaatst, naar het dak van het theater van Pan&Arte. Een enorme ruimte, overdekt met tentdoek, dat af en toe vervaarlijk klappert in de wind. We lopen naar boven, horen muziek. Er zijn al veel mensen, de trapvormige tribune zit vol. We staan tussen de anderen, kijken, luisteren, drinken wat. Het onweer lijkt zijn weerklank te vinden in de tango. De onstuimige bandoneons dagen het uit, de furieuze violen zwepen het op. Maar niets dat ons deren kan, daar in de intimiteit van een rommelig theaterdak.

De ex is er, en zijn huisgenoten. Hij zal zingen, in het kwintet dat als laatste optreedt. Een verrassing als ze op de bühne verschijnen met louter blaasinstrumenten. Nooit eerder hoorde ik tango puur in de vorm van blaasmuziek. Die fluwelen klanken kunnen me in elk soort muziek bekoren en vanavond zijn ze intens en zielstrelend mooi; de slepende tonen van de trombones, het zwaardere gehoempa van de tuba, het milde geschetter van de trompet. Het staccato van de tuba lijkt gemaakt voor het afgemeten ritme van de tango, de overige instrumenten spinnen daaromheen een melodieus web, dat ontroert in zijn sereniteit. De zang verwoordt emotie, brengt een ultieme streek melancholie aan, oogst minstens zoveel bijval als de muziek. De natuur lijkt zich wederom aan de sfeer te spiegelen, de storm is nu getemd.

Ik bedank Anke, zonder haar was ik de deur niet uitgegaan. Ze bedankt mij, zonder mij was ze thuis gebleven. We lachen en proosten, verheugd dat ze “mijn” Pan&Arte op deze buitengewoon bijzondere manier heeft leren kennen. We beloven plechtig elkaar naar meer van deze plekken mee te nemen, die ieder op eigen wijze de essentie van ons Buenos Aires belichamen, te blijven ontdekken hoeveel moois zij ons biedt. De volgende keer is het mijn beurt en ik ga me met alle plezier laten meeslepen.