usa la cleta

usa la cleta

zaterdag 31 augustus 2013

De viool

In Praag kocht ik hem, 25 jaar geleden, tijdens een schoolexcursie. Het IJzeren Gordijn hing nog in vol ornaat voor het Oostblok, de Praagse lente was alweer in vergetelheid geraakt. Op straat verveertienvoudigden we ons zakgeld tot kapitalen van ongekende hoogte, terwijl de meeste dingen drie keer niks kostten. Van gekkigheid wisten we niet wat te doen met al dat geld, maar een viool leek me een zinvolle investering. Erop spelen kon ik vooralsnog niet, voor een strijkstok kwam ik toch nét wat kapitaal tekort.

Toen die het jaar daarop met een medescholier eveneens vanuit Praag arriveerde, leerde ik van een schoolvriendin mét vioolles zowaar één liedje spelen. En vals ook nog, toen ik Altijd is Kortjakje ziek jaren later nog eens ten gehore bracht merkte het 3-jarige zoontje van één van de aanwezigen op: “die is stuk hè?!”. Het moge duidelijk zijn dat onder mijn aanraking de viool nooit zijn finest hour beleefde.

Het leven gaat niet altijd over rozen, maar vrolijker tijden braken aan: een vriendin die in een zigeunerorkest speelde wilde hem wel een tijdje adopteren. Voor het eerst kreeg zijn muzikale leven zin, mocht hij sprankelende klanken strooien en de mensen met uitbundigheid vermaken. Het zigeunergeluk was echter van korte duur. De logeerpartij kwam abrupt ten einde toen de vriendin manisch-depressief bleek en gedwongen opgenomen werd in een psychiatrische kliniek.

Hij kwam terug met een vioolkist, die er uit zag alsof hij twee wereldoorlogen overleefd had. Evengoed was ik blij dat hij zijn eigen beschutte behuizing had. Wel zo comfortabel als je vele lange jaren werkeloos in een hoekje ligt af te wachten, tot er eindelijk weer eens iemand mooie klanken aan je komt ontlokken.

De perfecte gegadigde daarvoor - dat dacht ik althans - ontmoette ik hier in Buenos Aires. Tijdens mijn eerste tangoles werd ik hopeloos verliefd op een woest aantrekkelijke Italiaan. Hoe onweerstaanbaar was deze cardioloog die zijn talen sprak, van reizen hield, van skiën, van tango en van viool spelen! Bij mijn eerstvolgende bezoek aan Nederland nam ik met alle liefde mijn aan lethargie lijdende viool voor hem mee. Van al zijn talenten bleek de Italiaan vooral de kunst van het liegen tot in de meest virtuoze finesses te beheersen. Behalve de viool leende hij ook mijn reserve-BlackBerry. Na afloop van de hele affaire leverde hij beide weer in. De telefoon vol pikante sms’jes aan diverse dames (en zelfs een heer…) en de viool met strak gespannen nieuwe snaren. Het enige waarover hij niet gelogen leek te hebben…


Sindsdien staat de viool met zijn ziel onder de arm, in zijn gehavende kist in een onopvallend hoekje weg te kwijnen. Soms haal ik hem er even uit; streel zijn snaren, zijn zacht glanzende rondingen. Binnenkort gaan we voorgoed uit elkaar: hij gaat naar een muziekschool voor kinderen uit de sloppenwijken. Een betere bestemming had ik me niet kunnen bedenken. Geliefkoosd te worden en bespeeld door jonge leergierige debutanten, die met de muziek hun eigen lot in handen nemen. Samen met hen krijgt hij de kans te stralen, het beste uit zichzelf te halen, trots te zijn, mooie momenten te beleven en plezier te maken. Wie als oostblokviool geboren is wordt nooit een Stradivarius, maar mijn viool gaat ongekend talent gelukkig maken.

maandag 5 augustus 2013

Ja maar

De sirtaki moet ik minstens duizend keer gedanst hebben in mijn leven. Dat krijg je ervan, tien jaar lang verkering met een Griekse dansgod. Bij de Griekse dansgroep leerden we nog veel meer dan alleen de standaard toeristensirtaki. We traden ook op, in prachtige kostuums. Eén keer zelfs op TV, toen Nederland naar het Eurovisie Songfestival in Griekenland ging. Mochten we al nahijgend de grappen van Paul de Leeuw over volksdansen op Lesbos incasseren…

Ongetwijfeld was het Hongaarse volksdansen nooit tot mijn bestaan doorgedrongen, als ik na afloop van de Griekse droom niet met vrienden naar een Nederlands-Hongaarse bruiloft was gereisd. De traditioneel uitgedoste ceremoniemeester was een ontzettend knappe man, die ook nog eens prachtig dansen kon. Ik moest en zou met hem dansen. Niemand van ons sprak een woord Hongaars, maar om toch enigszins voorbereid te zijn hadden we allemaal een zinnetje geleerd. Het mijne luidde: “bent u vrij om te dansen?” (een heel degelijk taalgidsje was dat). De ceremoniemeester benaderde ons en ik sprak uitdagend mijn 3 woordjes Hongaars. Prompt wed ik bij de hand genomen en naar de dansvloer geleid. De band leefde zich uit en ik zwierde rond in een paar sterke armen, volgde zijn bewegingen, zag de waardering in zijn ogen. Een paar nummers lang steelden we de show, daarna werd ik netjes teruggebracht naar mijn vrienden. Er moest tenslotte een immense Hongaarse bruiloft in goede banen geleid worden. Zijn zoon, die wat Duits sprak, vertelde me later dat zijn vader zich aan het begin van het feest één ding voorgenomen had: met mij te dansen…

Aan salsa raakte ik voor de rest van mijn leven verknocht tijdens een lange nacht in de TomTom-club in Brussel, waar ik mijn eerste baan vond. De Colombiaanse collega van een vriendinnetje van franse les raakte ik in de drukte al snel kwijt, maar er bleken genoeg andere latino’s bereid me in te wijden. Een paar basispasjes waren genoeg om verslingerd te raken aan het uitbundige plezier van samen synchroon bewegen op Caraïbische klanken…

Eenmaal in Argentinië beland, leerde ik al gauw de chacarera kennen. Met wat huisgenoten was ik op een feestje in een wat vaag cultureel centrum. De band raakte uitgespeeld, de dronken versierpogingen begonnen te vervelen, we wilden op huis aan. Eén huisgenote bleek zoek, die vonden we terug bij de musici die spontaan aan een folkloristische toegift begonnen waren. De jassen gingen weer uit. De mooiste man van de avond en zijn vrienden sleepten ons de dansvloer op. Geen flauw idee wat een chacarera was, maar ik danste vrolijk mee. Vooral de abrazo final ging perfect en werd steeds inniger. De dansheld vroeg mijn nummer. Ik vermoed dat ik dat destijds nog niet helemaal uit mijn hoofd kende, want met hem danste ik nooit weer...

En de tango? Had ik me ooit maar zo spontaan op de tango mogen storten! Nu is het nog altijd te veel denken en te weinig durven. Schoorvoetend gaat het steeds beter, maar nog steeds niet van harte voluit. Het is tijd voor drastischer maatregelen. Bij DWDD zag ik een interview met Daan Roosegaarde, ontwerper van de “Ja-maar stoel”. Die herkent het duo ja&maar en dient vervolgens een stroomstoot toe. Tafeldame Gerdi Verbeet bestelde er direct honderdvijftig. Doe mij er ook maar eentje. Geen ge-ja-maar meer…



"Ja maar" schreef ik in mei 2013 en verscheen in mijn column Mi Buenos Aires pequeño, in het juni-nummer van tangotijdschrift La Cadena.